Excursion

© Foto: Francisco José Perera Molinero
Het was de laatste keer van onschuld, van onbevangen zijn. Hier zit ze tussen schoolkameraadjes. Ze kijkt verliefd op naar de jongen met zijn uit de kluiten gewassen bakkebaarden. Haar gladde haar naar achteren gekamd, de reflectie van de cameraflits als een brede witte kartelrand van haar voorhoofd tot daar waar de zwarte nacht de lijn trekt van haar achterhoofd.
Aan de andere kant zit wijdbeens een jongen met flaporen een sigaret op te steken. Een jongen staat voor de dikke aflopende kademuur: met opengesperde ogen kijkt hij de camera in, een aangestoken sigaret in zijn rechterhand, de duim van zijn linkerhand in zijn broekriem.
Erachter of ervoor: het strand van El Médano, 1972. Een schoolreisje van een klas van de Duitse School van Santa Cruz de Tenerife. Hun jeugdige onbezonnenheid straalt ervan af. De foto geeft een vertrouwdheid weer van schoolmaatjes die het leven nog voor zich hebben. De fotograaf en de vier mensen komen allemaal uit een bevoorrecht milieu. Welke jongen van veertien jaar had in die jaren een fotocamera met flits? De meeste kinderen van die klas woonden in een villa met zwembad. Bij voorkeur gingen de klasgenootjes naar Club Náutico. De ouders kwamen daar om te netwerken, om al dan niet louche dealtjes te sluiten. Zakendoen op zo’n manier dat ambtenaren in hogere rang erbij mochten horen als ze maar vergunningen regelden of een oogje dicht zouden slaan als er ergens clandestien gebouwd werd. Hun kinderen wisten daar niets van; zij genoten van de zwembaden, van de uitjes, hadden plezier met elkaar.
Dat verliefde stel zag een toekomst met elkaar wel zitten: zij een vrolijke wildebras, hij kalm en de rust zelve.
Een jaar later heeft dat meisje een groeispurt achter de rug. Een jong meisje is een jonge vrouw geworden. Ze is niet meer geïnteresseerd in jongens van haar leeftijd; jongemannen van drie jaar ouder vindt ze nu boeiender. De jongeman waar ze duidelijk verliefd op was, is ondertussen overgestapt naar de Spaanse middelbare school; zijn ouders willen hem zo snel mogelijk op de universiteit van La Laguna hebben. Tot Realschulabschluss wachten zou het risico inhouden dat hij zou moeten doubleren. Hij is uit beeld.
Op haar achttiende vervolgt ze haar opleiding aan de Duitse School in Bilbao.
Op haar negentiende komt ze weer bij haar moeder op Tenerife wonen. Ze maakt haar middelbare school op een Spaanse school af en gaat dan psychologie studeren aan de universiteit van La Laguna.
Met enkele medestudenten gaat ze naar de studentenbar. Een groep studenten drinkt de ene mojito na de ander. Nieuwsgierig kijkt ze naar die mannen die het maar niet eens worden over een of andere wiskundige formule. Welke studie volgen die nerds? denkt zij. Ze volgt verder het gesprek met haar eigen groep over de oorzaak van een dissociatieve stoornis. Plotseling voelt ze een warme adem in haar nek, kijkt naar opzij: daar is hij, geen jochie meer maar een man. Ze bloost. Ze lopen samen weg en praten bij.
Ze maken hun studie af, besluiten dat ze geen kinderen willen, dat ze gaan genieten van hun leven samen. Ze komen in een maisonnettewoning van zijn vader te wonen. Beiden krijgen een baan met veel vrijheid. Vaak naar het strand. Veel reizen.
Het had allemaal gekund ware het niet dat zij niet meer terug wilde naar haar moeder. Ze ging naar Hamburg.
Alleen met vakanties bezoekt ze haar moeder nog. Alles wat verder op Tenerife was, behoort steeds meer tot een grijs verleden, ebt weg ergens diep in het abstracte deel van haar brein.
Ze heeft haar carrière, ze studeert en ze trouwt. Op haar vijftigste wil ze haar vrijheid terug en zet ze een punt achter haar huwelijk. Ze droomt van romantiek en vertrekt naar Parijs. Drommen toeristen vluchten langs haar heen. Zien haar niet. Strak kijkt iedereen op een uitgeklapte plattegrond of in een opengeslagen reisgids. Van romantiek weinig te merken. Uiteindelijk besluit ze het artistieke Les Deux Magots binnen te gaan. Het is er druk. Hier lijkt iedereen elkaar te kennen. Een uitzondering is de lange slanke man met haren verstrooid langs zijn hoofd, tot in zijn nek en tot op zijn oogleden. Een pastis met een glas water op het vierkanten marmeren tafeltje. Voorovergebogen schrijft hij druk in een notitieblok. Met haar glas witte wijn loopt ze naar zijn tafel. Nieuwsgierig kijkt hij met zijn bruine ogen met lange zwarte wimpers op naar haar. Op haar vraag of ze bij hem mag komen zitten, staat hij met een voorkomend gebaar op en trekt een stoel naast zich vanonder de tafel weg. Ze gaat zitten. Ze kijken elkaar aandachtig aan. Ze vertellen elkaar waarom ze in Parijs zijn en wat ze voor werk doen. In het Engels. Alsof het was afgesproken, spreken ze plotseling Spaans. Ze horen dat het een Canarisch accent is. Ze vertellen elkaar waar ze het vandaan hebben, dat ze de Duitse School bezochten. Met gêne vertellen ze elkaar wie ze zijn en dat ze ooit verliefd waren op elkaar.
Het had gekund, deze vorm van toevalligheid. Maar het ging anders.
Zij gaat terug naar Tenerife om iets met haar moeder te regelen. Ze belt oude klasgenootjes op, haar oude vriendinnen. Ze waren haar niet vergeten. Ze zijn blij om haar te spreken. De hartelijkheid is onverwacht voor haar. Ze is het niet gewend dat mensen om haar geven om wie zij is. Wie is zij? Wie is zij geworden? Ze weet het niet, maar nu spreekt ze af met haar vriendinnen. Ze is nu weer het meisje van vijftien.
De vriendinnen zitten al onder de bomen van het terras van Strasse Park, een gezellige bar midden in García Sanabria park, als zij aankomt. Het was voor haar even zoeken, zo lang geleden dat ze hier in haar puberteit met vrienden wandelde, gezellige gesprekjes had, over leraren klaagde en lachte. Een leven dat allang vervlogen leek, maar nu toch terug is.
Ze gaat bij de vrouwen van middelbare leeftijd zitten. Sommigen zijn wat voller geworden, maar bij iedereen straalt de levenslust ervan af. Ook al is haar leven in andere landen voortgezet, ze voelt zich weer helemaal thuis. Ze bestelt een wit wijntje.
Plotseling begint een van de vrouwen druk naar een grijzende man met een kinderwagen te roepen, druk te gesticuleren om naar de vriendinnen toe te lopen. De vrouwen vragen hoe het met hem gaat. Het gaat goed met hem, hij maakt een wandelingetje met zijn kleinzoon. Vol trots laat hij het kleine ventje zien. Nieuwsgierig kijkt hij naar haar. Ze herkennen elkaar maar zeggen daar niets over. Stilzwijgend is daar de vonk van genegenheid die nooit tot ontvlammen is overgegaan. Hij zegt gedag en slentert weer als een zachte verschijning uit haar leven.
Maar ook deze mogelijkheid van elkaar weer zien heeft zich tot op heden niet voorgedaan.
Neen, de klasgenoten hadden elkaar op allerlei mogelijke manieren bij elkaar gezocht. Haar hadden ze via Facebook gevonden. Het deed haar goed dat ze niet was vergeten, dat ze toch nog ergens bij hoorde. Bijna de hele klas bij elkaar gevonden. Een tweetal was overleden. Ook de jongen voorin op de foto. Moge hij in vrede rusten. Best knap hoe iedereen enthousiast was over elkaar terugvinden. De mannelijke wederhelft van het verliefde meisje wil er niet meer bij horen. Voor hem is het verleden tijd. Misschien. Zij weet het niet. Hoe het met hem gaat? Ook dat weet zij niet. Ze weet alleen dat wat anderen bereid waren over zichzelf te vertellen. Veel is ze te weten gekomen; van enkelen. Alleen daar waar interesses en levensinstellingen als raakvlakken bij elkaar komen kan verbinding ontstaan. De herinnering aan de jongen waar ze als vijftienjarig meisje verliefd op was, heeft ze diep weggestopt in haar ziel – als een kleinood, een warme edelsteen die blijft gloeien en haar verwarmt tijdens de koude bries van het leven.

Scroll to Top